
Onscherpe opnames zijn niet altijd te voorkomen. Met name als er weinig licht is, wordt de kans op onscherpte groter. Zelfs als je een statief of beeldstabilisatie gebruikt, kan het onderwerp nog bewegen. Welke mogelijkheden heb je om onscherpte tegen te gaan? Ik geef je 10 tips voor het maken van scherpere foto’s.
Natuurlijk is fotografie een creatief proces, waarbij onscherpte kan bijdragen aan de sfeer die een foto uitstraalt. Toch geldt voor de meeste foto’s dat onscherpte geen bewuste keuze van de fotograaf is geweest. Het is hem of haar overkomen. Soms levert het alsnog een bijzondere opname op. Meestal is de foto mislukt.
Het voorkomen van onscherpte is niet alleen belangrijk voor beginnende fotografen. Ook ervaren fotografen maken minder scherpe opnames. Want wie dure foto-apparatuur koopt en verwacht dat voortaan alle foto’s scherp zijn, komt bedrogen uit. Een heel klein beetje bewegingsonscherpte reduceert de scherpte van een opname gemaakt met een professionele camera voorzien van een duur objectief, tot de scherpte die je krijgt als je dezelfde foto maakt met een starter camera en een goedkope kitlens. Waarom koop je een dure camera of lens en neem je niet de moeite om een scherpe opname te maken? Moeilijk is het niet.
Tip 1: Kies de juiste apparatuur
Hoe strenger de eisen zijn die je aan de scherpte van een opname stelt, des te groter de kans wordt dat je bij een dure camera of een duur en lichtsterk objectief uitkomt.
Of een foto scherp is – of niet – wordt bepaald door de zwakste schakel in het proces. Vaak krijgt de camera of het objectief de schuld van onscherpe opnames. Meestal onterecht. Toch is er wel een correlatie tussen apparatuur en scherpte van de opnames.
Lang niet iedereen hecht een groot belang aan (extreem) scherpe foto’s. Veel mensen zijn tevreden met de kwaliteit van opnames gemaakt met een mobiele telefoon. Begrijpelijk, want de camera’s in mobiele telefoons zijn tegenwoordig zo goed, dat je er mooie plaatjes voor op het internet mee maakt. Zeker als er voldoende licht is. Want zonder flits zijn de prestaties van smartphone camera’s bij low-light nog voor verbetering vatbaar. Dan wordt de kans op een onscherpe opname veel groter. Ook zie je storende ruis, als je een smartphone opname uitvergroot. Ruis maakt dat een foto minder scherp lijkt.
De kwaliteit van moderne systeemcamera’s en spiegelreflexcamera’s is zo hoog, dat je bij voldoende licht met een starterscamera ontzettend mooie foto’s maakt, die je ongestraft kan uitvergroten. De grotere sensor van camera’s met een verwisselbare lens, of het nu een Nikon 1, een micro-43 of een volformaat camera is, betaalt zich uit in beeldkwaliteit. Maar het kan altijd beter. En hoe strenger de eisen zijn die je aan de scherpte van een opname stelt, des te groter de kans wordt dat je uiteindelijk bij een dure camera of een duur objectief uitkomt. Dat hoeft niet de duurste camera of lens te zijn, overigens. Lees onze testen er maar op na.In willekeurige volgorde hangt de scherpte / scherpte-indruk van een foto af van:
- Camera (resolutie, signaal ruisverhouding, contrast en verscherping van jpg bestanden)
- Lens (scheidend vermogen, vervorming, (chromatische) aberratie)
- Accessoires (flits, statief)
- Onderwerp (hoeveelheid licht, stilstaand of bewegend)
- Fotograaf (camera-instellingen, vaardigheden, stilstaand of bewegend, nabewerking en verscherping)
De meeste apparatuur gerelateerde aspecten voor het maken van scherpe foto’s, zoals de resolutie van camera’s en objectieven of de signaal-ruis verhouding van camera’s, komen uitgebreid aan bod in onze testen. In dit artikel ga ik in op de andere factoren die je helpen bij het maken van een scherpe opname.
Tip 2: Let op je houding
Fotografeer je met een camera zonder zoeker, dan heb je voor een scherpe foto vier keer zo veel licht nodig als met een zoekercamera.
De ene fotograaf is beter in staat om een camera stil te houden dan de andere. Voor iedereen geldt dat een stabiele houding meer scherpe opnames oplevert.
In het donker is de kans op een bewogen opname groot. En hoe langer de sluitertijd en/of de brandpuntsafstand wordt, des te belangrijker is een stabiele houding van de fotograaf. Hoe voorkom je bewogen opnames?
Zoek ondersteuning voor je ellebogen: tegen een muur, op de grond of tegen je eigen lichaam. Druk de sluiter langzaam in. Houdt bij een lange sluitertijd (>1/30 sec) je adem in. Als je op 1 knie gaat zitten, kan je de andere knie gebruiken als statief. Het maakt ook uit of je een foto maakt met behulp van een zoeker of met behulp van een beeldscherm achter op de camera. Als je fotografeert door de camera op armlengte voor je te houden en de compositie te bepalen op het beeldscherm, dan maak je de kans op een onscherpe foto groter. Bij mij scheelt het twee stops, zo blijkt uit de Imatest resultaten: Wil ik zonder de zoeker te gebruiken precies even scherpe foto’s maken als met dezelfde camera waarbij ik door de zoeker kijk, dan heb ik een vier keer zo snelle sluitertijd nodig.
Tip 3: Kies de juiste camera-instellingen
Een lichtgevoelig objectief (f/2.8 of lager) gebruiken is een goede maatregel tegen bewogen opnames. Maar ook met een lichtsterk objectief wordt het op een gegeven moment te donker om nog veilig uit de hand te fotograferen zonder angst voor bewogen opnames. Dan kan je als voorzorgsmaatregel de camera instellen op sluitertijdenvoorkeuze, in plaats van programma- of diafragmavoorkeuze. Kies een sluitertijd waarvan je zeker weet dat het scherpe opnames oplevert.
De ISO waarde van de camera verhogen is een andere mogelijkheid. Iedere verdubbeling van de ISO waarde leidt tot een halvering van de sluitertijd.
Een hogere ISO waarde leidt tot snellere sluitertijden en daardoor minder bewogen foto’s, maar gaat helaas ook gepaard met een slechtere signaal/ruis verhouding. Afhankelijk van de camera wordt de ruis op een gegeven moment zo storend, dat het je niet meer uitmaakt of de foto bewogen is niet. Op dat punt zijn ruis en/of ruisonderdrukking storender aanwezig dan de bewegingsonscherpte. Zoek van je eigen camera uit waar dat punt ligt en stel de camera altijd op een lagere ISO waarde in om teleurstellingen te voorkomen.
Auto-ISO
Tegenwoordig hebben alle camera’s een auto-ISO instelling. Met name bij het maken van actiefoto’s onder sterk wisselende lichtomstandigheden is dat ideaal: je zet de camera op auto-ISO en op sluitertijdenvoorkeuze. Kies een snelle sluitertijd (1/2000 seconde of sneller). De camera kiest het bijbehorende diafragma en zodra het te donker wordt om bij die snelle sluitertijd nog een goed belichte opname te kunnen maken, verhoogt de camera de ISO instelling. Meestal kan je op de camera ook een bovengrens instellen voor de auto-ISO.
Welke sluitertijd?
Vroeger werd voor het maken van een scherpe foto zonder een statief te gebruiken de vuistregel gehanteerd dat je een sluitertijd nodig had van 1 / brandpuntsafstand (als je vanuit stilstand een stilstaand onderwerp fotografeert). Bij een brandpuntsafstand van 50 mm, had je een sluitertijd van 1/50 seconde nodig om zeker te zijn van een scherpe opname. Omdat veel fotografen digitale opnames op scherm tot 100% of meer opblazen, is deze vuistregel niet meer actueel. Bovendien is de scherpte afhankelijk van sluitertijd, brandpunt èn sensorgrootte.
Heb je een standaard lens met een 50 mm brandpunt, kies dan bij een
- volformaat sensor voor een sluitertijd van 1/100 seconde, of sneller
- APS-C sensor voor een sluitertijd van 1/160 seconde, of sneller
- micro-43 sensor voor een sluitertijd van 1/200 seconde, of sneller
Wil je een snel bewegend onderwerp fotograferen, of zit je in een auto of op een trein, dan heb je natuurlijk een snellere sluitertijd nodig.
Welk diafragma?
De meeste lenzen leveren bij volle opening nog niet de hoogste scherpte. Lensfouten zorgen voor onscherpte, met name in de hoeken van het beeld. Als je een kleiner diafragma kiest, heb je minder last van de lensfouten en wordt de scherpte hoger. Meestal biedt een lens na 2 stops diafragmeren de hoogste scherpte. Te veel diafragmeren is ook niet goed. Door een natuurkundig verschijnsel, diffractie, worden foto’s minder scherp als je een te klein diafragma gebruikt.
Beperk de kans op onscherpte als gevolg van diffractie en kies – als het kan – een kleiner diafragma dan:
- f/11 voor een volformaat sensor
- f/8 voor een APS-C sensor
- f/5.6 voor een micro-43 sensor
Tip 4: Maak meerdere opnames (liefst snel achter elkaar)
Stel de camera in op het maken van zo veel mogelijk beelden per seconde en maak een paar opnames achter elkaar. De eerste opname is bijna nooit de scherpste opname.
Als het er op aankomt, je weet bijvoorbeeld dat de sluitertijd eigenlijk net te lang is om gegarandeerd een scherpe opname te kunnen maken, schiet dan een paar opnames achter elkaar. Juist in het kritische gebied tussen scherp en onscherp – dat geldt zowel voor opnames met als zonder beeldstabilisatie – is de spreiding in de scherpte het grootst. Met andere woorden: maak je een paar opnames achter elkaar, dan is de kans best groot dat er toch een geslaagde opname tussen zit.
Bij een bewegend onderwerp ligt het voor de hand om snel achter elkaar een zo groot mogelijk aantal beelden per seconde te maken. Zo kan je de scherpste opname uitkiezen waarop ook het onderwerp het best tot zijn recht komt. Bij statische onderwerpen levert de ‘machinegeweer methode’ scherpere beelden op. Want het indrukken van de sluiter zorgt voor bewegingsonscherpte. Sommige fotografen gebruiken de sportstand, waarbij zo veel mogelijk opnames per seconde worden gemaakt van een statisch onderwerp. Het lijkt raar om dat te doen voor een onderwerp dat niet beweegt, maar deze truc levert je gegarandeerd een scherpere opname dan wanneer je meerdere losse opnames maakt.
Intermezzo: Hoe groot wordt de foto als afdruk?
Hoe meer je een (deel van een) foto uitvergroot, des te eerder onscherpte opvalt. Hoe dichter je naar een foto toegaat, des te eerder de onscherpte zichtbaar wordt. Maak je nooit (deel)vergrotingen die groter zijn dan een A4, dan hoef je je minder zorgen te maken over bewegingsonscherpte dan als je hoopt om ooit een haarscherpe afdruk van 1 meter in de huiskamer te kunnen hangen. Tijdens het fotograferen weet je meestal niet of je een toekomstige topper aan het maken bent, die als poster in de huiskamer komt te hangen. Daarom doe ik mijn best om er voor te zorgen dat elke foto die ik maak, in ieder geval scherp is. Soms kies ik bewust voor bewegingsonscherpte.
Tip 5: Scherp van voor naar achter: scherptediepte
Houdt je van bokeh? Kies een full-frame camera.
Houdt je van scherptediepte? Kies een Nikon 1 of micro-43 camera.
In de fotografie heb je te maken met scherpte en met scherptediepte: wil je dat een foto scherp is van voor tot achter? Of juist niet? Een foto waarbij alleen het onderwerp scherp is, maar de voorgrond en achtergrond onscherp zijn, heeft een kleine scherptediepte.
Voor een opname met een kleine scherptediepte wordt meestal een lens met een lang brandpunt (> 200 mm FF-equivalent) en een groot diafragma (f/2.8) gebruikt; het liefst op een camera met een grote volformaat sensor.
Voor opnames met een grote scherptediepte zijn lenzen met een korte brandpuntsafstand (< 35 mm FF-equivalent), een klein diafragma (f/11) en bij voorkeur een camera met een kleine sensor zeer geschikt.
Op de pagina Hoe bereken ik scherptediepte, vergroting, hyperfocale afstand of beeldhoek? vind je diverse referenties naar websites waar je kan rekenen aan diverse parameters die gerelateerd zijn aan de scherpte van een foto.
Na de juiste apparatuur, houding, camera-instellingen en scherptediepte komen we aan bij het echte werk: het moment van opname. We zijn aangekomen bij tip 7: voorkom beweging tijdens het maken van een foto.
Pas dan komen alle onderwerpen ter sprake die fotografen als eerste roepen wanneer je ze vraagt hoe je onscherpe foto’s voorkomt. Voordat we bij tip 7 zijn, moeten we eerst nog scherpstellen. Met steeds geavanceerdere AF systemen lijkt het vanzelfsprekend dat iedere foto goed scherpgesteld wordt. Dat is het niet.
Tip 6: Nauwkeurig scherpstellen
AF is altijd sneller dan handmatig scherpstellen.
En meestal nauwkeuriger.
Scherpstellen is een vak apart. Laat je de camera scherpstellen, of probeer je het handmatig? Maar dan ben je er nog niet. Welk scherpstelpunt gebruik je? Moderne camera’s hebben tientallen scherpstelpunten, die jij – of je camera – afzonderlijk kan kiezen. Laat je de camera het scherpstelpunt uitkiezen, bij meerveld AF of gezichtsherkenning, of bepaal je dat zelf?
Hoe weet je zeker dat er scherpgesteld is op het punt dat jij scherp wil hebben?
Op sommige camera’s is de grootte van een scherpstelpunt aan te passen, zodat je nauwkeuriger kan mikken. Maar dat heeft ook een nadeel. Hoe sneller het onderwerp beweegt, des te groter de kans wordt dat je met dat kleine scherpstelpunt verkeerd mikt.
Soms biedt scherpstellen met liveview uitkomst: je stelt scherp op basis van het sensorsignaal. Het is langzamer, maar nauwkeuriger.
Niet alleen de fotograaf is niet perfect. Zelfs een moderne camera laat wel eens steken vallen. Hoe extremer de omstandigheden, des te meer je dat merkt. Is er veel licht en stel je scherp op een onderwerp met veel contrast, dan zal een camera meestal zeer nauwkeurig scherpstellen. Bij weinig licht wordt de AF van een camera steeds minder nauwkeurig. In het donker kan de AF helemaal niet meer scherpstellen.
Ook gebruikers van lichtsterke lenzen of telelenzen met hele lange brandpuntsafstanden lopen tegen de grenzen van de AF nauwkeurigheid aan. Op een gegeven moment is de scherptediepte van een lens zo klein, dat iedere onvolkomenheid opvalt. Je kan last krijgen van frontfocus en backfocus (al hoop ik dat niet voor je) en de nauwkeurigheid van de fasedetectiesensor in een spiegelreflexcamera wordt onder f/2.8 minder goed.
Contrastdetectie / liveview nauwkeuriger dan fasedetectie
Bij een spiegelreflexcamera kijk je door een zoeker, dankzij een spiegel die voor de sensor zit. Zolang de spiegel van een spiegelreflexcamera voor de sensor zit, kan er niet scherp gesteld worden op basis van het sensorsignaal. Een spiegelreflexcamera heeft een aparte scherpstel unit, die op een andere plaats in de camera zit dan de beeldsensor. Geen enkele spiegelreflex camera heeft een AF-unit die altijd perfect scherp stelt. Maar ze zijn zo goed, dat je het meestal niet merkt. Aan de werking van AF en de voor- en nadelen van contrastdetectie en fasedetectie hebben we al eerder aandacht besteed.
Backfocus en frontfocus
Als een combinatie van spiegelreflexcamera en lens niet goed op elkaar zijn afgestemd, dan kan er frontfocus (de camera stelt systematisch te dicht bij scherp) of backfocus (de camera stelt systematisch te ver scherp) optreden. Front-focus en back-focus valt meestal op bij grote diafragma’s (f/2.8 of kleiner). Bij f/4 is de scherptediepte van objectieven (met uitzondering van telelenzen) zo groot dat je er geen last van hebt. Compacte systeemcamera’s zonder spiegel gebruiken de beeldsensor om scherpt te stellen (contrastdetectie) en hebben geen last van front-focus of back-focus.Bij de goedkopere spiegelreflexcamera’s heb je geen mogelijkheid om de camera te corrigeren voor front-focus of backfocus. Voortaan een klein diafragma (f/4 of meer) kiezen is een oplossing. Anders moeten lens en camera naar de leverancier om op elkaar afgestemd te worden.
Duurdere spiegelreflexcamera’s bieden AF-fijnafstemming, waar je zelf een (1!) correctiewaarde kan invoeren voor een lens. Dat is al een stap vooruit ten opzichte van instap spiegelreflexcamera’s, maar niet in alle gevallen afdoende. Zowel frontfocus als backfocus zijn afhankelijk van zowel de brandpuntsafstand als van de afstand waarop scherpgesteld wordt. Sigma en Tamron bieden de mogelijkheid om via USB je camera en lens op elkaar af te stemmen. Bij Sigma kan dat voor zoomlenzen bij 4 brandpuntsafstanden en 4 afstanden.
Maak gebruik van scherptediepte, maar overdrijf het niet.
Kies je voor een klein diafragma op je camera, dan wordt de scherptediepte groter. Daar kan je gebruik van maken om de kans op scherpstelfouten te verkleinen. Er zijn straatfotografen die kiezen voor een lens met een korte brandpuntsafstand, 35 mm bijvoorbeeld, waarbij ze handmatig de afstand instellen en een klein diafragma op de camera kiezen. Zo maken ze snel en onopvallend foto’s zonder scherp te hoeven stellen. De kans is groot dat het onderwerp binnen de scherptediepte valt.
Waar je bij deze techniek voor op moet passen, is dat je zo’n klein diafragma hebt gekozen, dat de sluitertijd te lang wordt, waardoor je alsnog onscherpe opnames krijgt. De auto-ISO instelling op je camera (zie tip 3) kan dan uitkomst bieden. Een waarschuwing voor een te klein diafragma is om een tweede reden op zijn plaats: op een gegeven moment neemt de scherpte van een lens af als gevolg van diffractie (zie eveneens tip 3).
Tip 7: Voorkom beweging bij het maken van een foto
Bewegingsonscherpte wordt meestal veroorzaakt omdat de camera bewoog tijdens het maken van een opname. Beweging van de camera kan veroorzaakt worden door de fotograaf, de camera zelf of de omgeving waar de fotograaf zich in bevind. Zit je op een boot, in een trein of auto, dan moet je een kortere sluitertijd dan gebruikelijk kiezen om bewegingsonscherpte te voorkomen. Als het niet mogelijk is om een voldoende snelle sluitertijd te gebruiken, of als je absoluut zeker wil zijn van een scherpe opname, dan zijn dit de tips die de meeste fotografen je geven.
Maak gebruik van:
- Statief
- Flitser
- Zelfontspanner, draadontspanner of smart-phone
- Mirror Lock-up (alleen voor spiegelreflexcamera’s)
- Beeldstabilisatie
Als fotograaf heb je niet alles in de hand om bewegingsonscherpte te voorkomen. Toen ik nog concertfoto’s maakte, was ik er trots op dat ik zonder statief of beeldstabilisatie redelijk scherpe opnames maakte met een lichtsterke 200 mm lens en een sluitertijd van 1/30 seconde. Dat valt niet mee in een concertzaal met dansend publiek.
Zelfs al hield ik de camera stil, dan kwamen lang niet altijd alle (ledematen van) muzikanten scherp op de foto. Nina Hagen bewoog veel tijdens het concert. Ik heb meerdere opnames waar de microfoon wèl, maar Nina niet scherp is.
Gebruik een statief
Het viel me op bij het kijken naar een documentaire over de Nederlandse fotograaf Kadir van Lohuizen, dat hij vaak in beeld kwam met een statief. Terwijl – als je het werk van Kadir kent – je dat waarschijnlijk niet zou verwachten. Iedere fotograaf zal het beamen: met statief maak je scherpere opnames. Toch wordt een statief veel te weinig gebruikt. Nog een goede reden om een statief mee te nemen, heb je als je naast foto’s ook af en toe video’s maakt. Wie een video opname met ‘een fotocamera’ maakt, weet als geen ander hoe storend camera-beweging kan zijn. Bij fotografie maak je vrijwel altijd scherpere opnames met statief, la zijn de verschillen soms zo klein dat je het pas ziet als je de opnames gemaakt met en zonder statief naast elkaar legt.
Gebruik een flitser
Het gebruik van een flitser is te vergelijken met het kiezen van een snelle sluitertijd. Een flitser geeft in een zeer korte tijd heel veel licht. Daarmee bevries je als het ware de beweging. Flitsers zijn met name geschikt voor onderwerpen die zich binnen een paar meter afstand van de camera bevinden. Voor flitsers geldt hetzelfde als voor statieven: ze worden veel te weinig door fotografen gebruikt. Er zouden heel wat onscherpe binnenopnames voorkomen worden, als fotografen wat vaker hun flitser gebruiken. Bevindt het onderwerp zich tien – of meer – meter van de camera, dan geven de meeste flitsers onvoldoende licht en is de keuze voor een hogere ISO waarde een betere strategie.Zelfs een flitser is niet altijd snel genoeg om een beweging volledig te bevriezen. De tijdsduur van een flits is afhankelijk van de flitser en kan varieren van 1/250 tot 1/2000 seconde. Bij studioflitsers zijn de kleinste flitsers het snelst. Hoe meer licht een flitser moet geven, des te langer die er over doet.
Zelfontspanner of bediening met een smart-phone app
Bij het maken van een foto druk je een knop in op de camera, wat een mogelijke bron is voor bewegingsonscherpte, zelfs al is de camera bevestigd op een statief. Door je camera op afstand te bedienen met een ontspanner of via een app op je smartphone, hoef je de camera niet meer aan te raken voor het maken van een foto. Met name bij opnames met een langere sluitertijd, bijvoorbeeld nachtopnames of HDR opnames, zal dit scherpere foto’s opleveren.
Als alternatief kan je ook de zelfontspanner op je camera gebruiken. Maar dan moet je 2 seconden (goed) of 10 seconden (beter) wachten tot de camera een opname maakt.Bij tonemapping verhoog je lokaal het contrast, waardoor een opname scherper lijkt.
Alleen voor spiegelreflexcamera’s: Live-view of Mirror-lockup
Bij een spiegelreflexcamera kijk je via een spiegel door de lens om te zien wat er op de foto komt. De sensor zit achter de spiegel en vlak voor het moment dat je een foto maakt, klapt de camera de spiegel omhoog. Zelfs bij een spiegelreflexcamera op een statief leidt het opklappen van de spiegel tot bewegingsonscherpte. Het is niet veel, maar als je streeft naar een perfect scherpe opname moet je ook deze bijdrage aan de onscherpte voorkomen.
Dat doe je door foto’s te maken terwijl je gebruik maakt van liveview: de spiegel is dan al opgeklapt al voordat je een foto maakt. High-end en professionele camera’s bieden ook de mogelijkheid om “mirror-lock-up” te gebruiken, waarbij je eerst de spiegel opklapt en pas een foto maakt als je de sluiter indrukt. Het nadeel van mirror-lock-up ten opzichte van liveview, is dat je niet meer kan zien wat er op de foto komt. Het voordeel van mirror-lock-up is dat het minder stroom kost en dat je sensor er minder warm door wordt (met een betere signaal ruis verhouding tot gevolg).
Zonder statief: gebruik Beeldstabilisatie / vibratiereductie
Beeldstabilisatie (VR/IS/OS) kan tot 4 stops winst opleveren voor het maken van scherpe opnames. Het maakt niet uit of beeldstabilisatie in de camera of in de lens plaatsvind.
Tegenwoordig bieden vrijwel alle camera en lensfabrikanten beeldstabilisatie aan. Daarmee worden trillingen van de camera gecompenseerd, Afhankelijk van het merk vindt beeldstabilisatie plaats in de camera of in de lens. Beide systemen kunnen tot 4 stops winst opleveren, zo blijkt uit onze tests.
De in-camera beeldstabilisatie van Olympus is minstens net zo goed als de beeldstabilisatie in de objectieven van Canon en Nikon. Een opname gemaakt zonder beeldstabilisatie bij een brandpuntafstand van 200 mm en een sluitertijd van 1/250 seconde is net zo scherp als een opname gemaakt met beeldstabilisatie bij dezelfde brandpuntsafstand en een sluitertijd van 1/15 seconde. Zet je een camera op statief, zet dan de beeldstabilisatie uit. Op statief wordt een opname met beeldstabilisatie nèt wat minder scherp dan zonder beeldstabilisatie.
Tip 8: Onscherpe achtergrond geeft schijnbaar scherpere foto’s
De laatste drie tips maken foto’s niet scherper, maar vergroten de scherpte-indruk van een opname.
Onze hersenen denken dat het beeld scherper is.
Een scherp onderwerp in combinatie met een vage achtergrond maakt op onze ogen een hogere scherpte-indruk als een even scherp onderwerp tegen een scherpe achtergrond. Je kan daar bij het maken van een foto handig gebruik van maken en een onderwerp isoleren van de achtergrond door een groot diafragma en/of een lange brandpuntsafstand te kiezen. Hoe verder de achtergrond van het onderwerp verwijderd is, en hoe dichter de fotograaf zich op het onderwerp bevind, des te beter het lukt om tegelijkertijd een scherp onderwerp èn een onscherpe achtergrond te krijgen.
Is de achtergrondonscherpte om wat voor reden niet voldoende, dan kan je de achtergrond softwarematig vervagen. Dat kan in Photoshop of een ander fotobewerkingsprogramma (selecteer alles behalve het onderwerp en pas vervaging/blur toe op de rest). Er bestaat ook aparte software voor, zoals Alien Skin’s Bokeh.
Tip 9: Verhoog het contrast
De eerste 8 tips hielpen je op weg bij het maken van een scherpe(re) foto. Maar wat kan je nog doen met een opname die minder scherp is dan je zou willen? Dan zal je je toevlucht moeten zoeken tot beeldbewerking.
Foto’s die je maakt op een mistige dag, of vanuit een vliegtuigraampje, zijn minder scherp dan opnames die je maakt op een heldere, zonnige dag. Dat zal altijd zo blijven. Maar als je het contrast van die fletse foto’s verhoogt, dan lijken ze nèt iets scherper. Verwacht geen wonderen van dit trucje. Toch kunnen sommige opnames met een laag contrast aardig opknappen door simpelweg het contrast te verhogen, zoals bijvoorbeeld de luchtopname hiernaast, van akkers in de Himalaya. Het origineel was flets en wazig.Je kan het contrast van de hele opname verhogen, zoals we in deze tip voorstellen. Het is mooier om contrast op slimmere manieren (lokaal) te verhogen, met speciale software voor het verscherpen van foto’s. Hieronder vallen de traditionele fotobewerkingsprogramma’s zoals Lightroom en Photoshop, maar ook diverse plug-ins of stand-alone programma’s waarmee je kan tone-mappen. Nu zijn we aangekomen bij de laatste tip.
Tip 10: Softwarematig verscherpen van opnames
Tip (voor gevorderden): Verscherp foto’s minder in het centrum dan aan de randen. Bijna alle lenzen geven in de hoeken en aan de randen een minder scherp beeld dan in het centrum.
Wat veel fotografen zich niet realiseren, is dat ieder beeld verscherpt wordt dat als een jpg bestand in de camera wordt opgeslagen. De mate waarin een camera de opnames verscherpt, hangt af van de camera-instellingen en verschilt per cameramerk. Je kan invloed op de in-camera verscherping uitoefenen door de keuze van de beeldstijl. Bij vrijwel alle merken heeft de “Standaard” beeldstijl meer contrast en meer verscherping dan de “Natuurlijk” beeldstijl. Het loont de moeite om hier mee te experimenteren. Zoek uit welke beeldstijl het beste bij jouw smaak aansluit. Mocht het je nog niet scherp genoeg zijn, dan is het mogelijk om in de camera de verscherping te verhogen. De standaard beeldstijl van Nikon, bijvoorbeeld, staat op verscherping=3. Dat levert mooie natuurlijke opnames. Wil je liever scherpere opnames? Probeer: verscherping=6.
Correctie voor chromatische aberratie geeft meer scherpte in de hoeken.
Correctie van vervorming geeft minder scherpte, met name in de hoeken.
Bij RAW bestanden kies je de mate van verscherping zelf bij de beeldbewerking. Er zijn meerdere programma’s voor het bewerken van RAW bestanden, die op verschillende manieren het beeld verscherpen. Met name onder ambitieuze amateurs en professionals zijn er fotografen met een sterke voorkeur voor een specifieke RAW converter. Helaas zijn ze het niet met elkaar eens welke RAW converter het beste is. En scherpte is maar één van de vele factoren, die de kwaliteit van een foto bepalen.