Het lijkt alsof digitale camera’s sneller verouderen dan analoge camera’s. Sensoren worden ieder jaar beter. Een digitale camera van een paar jaar oud lijkt daardoor al snel achterhaald. Maar wie altijd in raw geschoten heeft, kan zijn oude opnames soms flink opfrissen met een kuurtje in een nieuwe rawconvertor.
Een jpeg met de Panasonic GF1. Zelfs op 1600 ISO loopt de kleur rood al uit. Het was een bekend probleem van 12 megapixel Panasonic camera’s uit die tijd. Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
Het mooie van analoge camera’s is dat de kwaliteit van de opnames eigenlijk niet van de camera afhangt. Hoe scherp en gedetailleerd analoge foto’s zijn, hangt vooral af van de kwaliteit van het objectief en de gebruikte film. En de kwaliteit van die films werd vroeger, toen grote merken als Kodak en Fuji regelmatig nieuwe films uitbrachten, eigenlijk ieder jaar beter. Met analoge camera’s kon je met een camera van tien jaar oud op die manier scherpere foto’s maken dan toen de camera nieuw was. Met digitale camera’s zit je vast aan de sensor die er in zit. En een 10 of 12 megapixel sensor met een bruikbare gevoeligheid van maximaal zo’n 1600 ISO klinkt niet meer zo heel modern. Oudere sensoren hebben vaak minder pixels, een kleiner dynamisch bereik en vooral een lagere gevoeligheid en meer ruis dan nieuwe. Voor veel mensen is dat een reden om toch om de paar jaar eens te kijken naar een nieuwe camera. Aan die sensor kan je niets verbeteren, toch? Nee, aan de sensor niet. Maar soms wel aan de bestanden die je met zo’n oudere camera maakt. Zeker als je altijd in raw hebt geschoten, want er is wel vooruitgang in raw-convertors.
GF1 in raw
Een voorbeeld van een oudere camera die nog steeds geliefd is, is de Panasonic GF1. Het was de eerste spiegelloze, micro Four Thirds camera van Panasonic zonder zoeker. De camera was compact, maar bood heel veel mogelijkheden. Ook gevorderde fotografen vielen voor deze kleine systeemcamera. Met de mooie 20 mm pancake paste de camera gemakkelijk in een jaszak. De beeldkwaliteit van de 12 megapixel sensor was erg goed. Tenminste, wanneer je werkte met lage iso-waardes. Bij hogere gevoeligheden nam de ruis flink toe en –erger- liepen de kleuren uit. Vooral in jpeg zag de kleur rood er al snel uit als een nat geworden aquarel. Opnames op 3200 ISO zagen er in de praktijk niet best uit. De nieuwe 16 megapixel sensor die Panasonic een paar jaar later introduceerde was op dit gebied zoveel beter, dat dat voor velen een goede reden was om de GF1 in te ruilen of in de kast te zetten.
Een belangrijke oorzaak van de lelijke jpeg’s die de GF1 bij hoge gevoeligheden produceerde was de wat lompe ruisreductie die Panasonic, Silkypix en Adobe op die eerste modellen toepasten. Met de sensor is eigenlijk niet zoveel mis. Wie zijn oude bestanden van de GF1 nog eens verwerkt met de laatste versie van Adobe Camera Raw (ACR) of Lightroom, ziet een enorm verschil met de jpegs direct uit de camera of de raw-bestanden verwerkt met Silkypix, de raw-convertor die Panasonic met de GF1 meeleverde. Je merkt dan niets meer van uitgelopen kleuren en ook de ruis wordt beter verwerkt. ISO 3200 ziet er ineens best goed uit. Strakke kleuren, klein korreltje, eigenlijk prima bruikbaar en helemaal van deze tijd. En ach, ook die 12 megapixel is weer helemaal in sinds de komst van de Sony A7S.
Zelfde opname met GF1 zonder colourbleeding.
Dezelfde opname nog een keer, maar nu verwerkt in Adobe Camera Raw 2012. Het is duidelijk dat het probleem met de hoge gevoeligheden bij Panasonic niet zozeer in de sensor zat, als wel in de verwerking van de bestanden. Met de laatste versie van ACR is de colourbleeding verleden tijd en zien de bestanden er heel bruikbaar uit.
Klik op de afbeelding voor een grotere versie.
Nog een voorbeeld van hetzelfde 3200 ISO RAW bestand. Links zie je de versie die is ontwikkeld met Adobe Camera Raw, versie 2003. Rechts zie je de versie die is ontwikkeld met Adobe Camera RAW versie 2012. Het verschil in scherpte en kleurruis is enorm: